Broeihopen

Broeiplaatsen voor de eieren

broeihoop_richard.jpg

Over natuurlijke eiafzetplekken van de ringslang is weinig bekend. In natuurlijke riviersystemen zijn dit waarschijnlijk hopen bij elkaar gespoeld organisch materiaal. In venen zijn drooggevallen horsten van bijvoorbeeld zeggen of russen geschikt. Ingerotte boomstobben en dichte lagen organisch materiaal met broei worden ook gebruikt.

In ons land worden veel eieren gelegd in (paarden)mest- en composthopen. Speciaal voor de soort kunnen dan ook broeihopen worden aangelegd (Zuiderwijk et al., 1991; Zuiderwijk et al., 1993).

Aanleg van broeihopen

Broeihopen zijn van groot belang voor de voortplanting van ringslangen. Deze hopen moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. Het is belangrijk dat het materiaal voldoende los is, zodat een ringslangvrouwtje er gemakkelijk in kan kruipen (de eitjes worden meestal op een diepte tussen 20 en 60 cm diep afgezet). De temperatuur in de hoop moet constant rond de 25 tot 30°C zijn. En de hoop moet voldoende vochtig zijn. Ruwe paardenmest, compost en bladeren vormen een geschikt substraat voor broei.

Eieren ringslang - Foto Annemarie van DiepenbeekNa één tot enkele jaren is al het materiaal in de broeihoop verteerd en loopt de broei terug. Er moet dus regelmatig een nieuwe hoop aangelegd worden. Omdat ringslangen geschikte eiafzetplaatsen lange tijd blijven bezoeken, moeten goede broeihopen op dezelfde plaats gehandhaafd blijven. Werkzaamheden aan broeihopen dienen tussen midden april en eind mei uitgevoerd te worden of in oktober. Op die manier worden legsels en overwinterende dieren niet beschadigd of gestoord.

Grote hopen (>15 m2) worden vaker gebruikt dan kleine. Een goede standaard-broeihoop is 1,5 meter breed, 3 meter lang en 1,2 meter hoog (minimummaten: 1,6 meter bij 1,2 meter en 1 meter hoog). Met name bladhopen, waarin takken zijn verwerkt, worden vaak gebruikt. Ook een mengsel van compost en ruwe paardenmest blijkt goed te voldoen. De takken dienen voornamelijk in het midden van de broeihoop verwerkt te worden (Zuiderwijk et al, 1993). Pure mesthopen scoren wezenlijk slechter. Composthopen scoren weer wat beter.

Bij voorkeur wordt het materiaal voor een broeihoop niet van buiten het gebied gehaald. In voedselarme gebieden zoals heide en veen moet niet met mest of compost gewerkt worden. In ieder type leefgebied kan met gebiedseigen materiaal (afgevallen blad, maaisel van gras, riet of waterplanten, rot hout etc.) gewerkt worden.

Foerageerbiotoop

De ringslang is vooral bij het water jagend aan te treffen. Het gaat daarbij vaak om grotere wateren met een rijke oever- en onderwatervegetatiestructuur.

Voedsel

Ringslang - Foto Arnold van RijsewijkHet voedsel bestaat vooral uit amfibieën. In veel mindere mate worden ook andere dieren als vissen, muizen en hagedissen gegeten. Jonge ringslangen eten ook ongewervelden zoals slakken en insecten (Zuiderwijk, 1991).

Overwinteringsplaats

Allerlei holen en gaten, steen- en houthopen, broeihopen en oude gebouwen kunnen als overwinteringsplaats gebruikt worden. Belangrijk is dat deze plaatsen vorstvrij en drooggelegen zijn. In natte gebieden kan een wal, dijk of het talud van een hoger gelegen weg of spoorlijn al voldoende zijn.

Meer informatie

Meer informatie over de ringslang kunt vinden in de atlas 'Amfibieën en reptielen van Nederland". Klik hier om het hoofdstuk over de ringslang te downloaden.

 

Filmpje

De Ringslangen werkgroep Houten legt elk voorjaar nieuwe broeihopen aan. Eerst tellen ze de lege eischalen en daarna bouwen ze de hoop opnieuw op. Onderstaande filmpje toont dit proces.

 

Verspreiding van de ringslang